Boerenhofsteden aan de Amstelveenscheweg, Nieuwer-Amstel (na 1921 Amsterdam)


In de Binnendijksche Buitenveldertsche Polder ( ten oosten van de Amstelveenscheweg) bevonden zich volgens een kaart van de polder in 1910 (en eerdere kaarten) onderstaande boerenhofsteden/ bedrijven aan de Amstelveenscheweg (vanaf de R.K begraafplaats tot de Kalfjeslaan, tot 1921 nog geheten het Kleine Loopveld); de kavelnummers zijn genomen van een kadasterkaart uit 1832 of latere gegevens uit het kadaster, de huisnummers uit het bevolkingsregister, DTB akten (incl. Genlias) en de beeldbank van het Stadsarchief en een omnummeringstabel van rond de annexatie van 1921; ook zijn eerdere adressen vermeld voor zover bekend uit openbare bronnen. Deze bestaan uit twee series van L nummers en een indeling met aanduiding wijk E met nummer. Adressen en kavelnummers komen ook deels uit notarisakten van de veilingen die regelmatig plaatsvonden.

Naam boerenhofstede oud adres adres (1921) kavel (1832)
Amstelrust L22 F169
Zeldenrust F19, 389 F262?
Amstelland F52, 509 F284?
Kent U zelven L24/L50 F53, 537 F306
Huis te velde L25/L51 F54, 561 F311
Werk en Rust L26/L52 F55, 587 F 330
‘t Is niet anders L28/L56 F63, 601 F348, F625(1897)
Zorgmeer L30/L58/E44 F65, 619 F351, F662 (1899)
Veldlust L31 F66, 653 F370
Leeuwenburg L61/E60 F85, 703 F375, F609 (1893)
Werklust L35/L67/E62 F88, 743 F404
Buiten Verwachting F96, 773 F421
De Klap F100, 799 F423
Reigersdaal L38/ -- /E66 F105, 845 F447, F579 (1916)
Kent u zelve j L39/L73/E67 F106, 877 F466, F610 (1910)
Bouwlust L74 F108, 893 F469
Nooit Volmaakt F109, 925 F485
Laanzicht F121, 939


NB.1 Tegenover "Veldlust" op nummer L31 bevond zich aan de Koenenkade in de 19e eeuw op nummer L32,later L60 en E46, de villa "Snippenschrik" (kavel B 1,2 en 3) van de heer Petrus Johannes Raaijmakers (geb. in Wouw bij Breda in 1847, onderdirecteur van de rijkstelegraaf en lokaal politicus (Algemeen Handelsblad 19/5/1864). Hij vestigde zich in Nieuwer-Amstel in1880 (de Tijd 29/4/1932). Hij bezat een groot aantal huizen met erf aan de westelijke kant van de Amstelveenscheweg,die hij vervolgens inbracht in de in1895 opgericht Stoom, Roomboter en Kaasfabriek "Amstelland" (kadaster Nieuwer-Amstel) waarvan hij commissaris was. De adressenwaren E46,47,48,51,52,53,54 en 55. Deze ging failliet in1900 waarna obligatiehouders hun leningen opeisten (akte notaris Waterschoot 18/12/1900), en de opstallen in 1902 verkocht werden via een tussenpersoon aan de nieuwe Mij voor melkbereiding "Vacca" , die ook failliet ging en waarvan de opstallen verkocht werden (het Nieuws van den Dag 22/9/1909), wederom aan de tussenpersoon, die vervolgens de opstallen doorverkocht aan de N.V. Fabriek voor gesteriliseerde melk, genaamd "Amsterdam". Petrus Johannes Raaijmakers had een broer Franciscus, geb. in Wouw in 1857; deze vestigde zich in Amsterdam aan de Overtoom, en was aannemer o.a. van "Zorgmeer" in1899. Hij ging failliet in 1903 ( Algemeen Handelsblad 1/3/1903) en al zijn gereedschappen werden geveild.

NB.2 Tussen de (1921) nummers 587 en 601 bevonden zich de nummers 591-595 (F56, F56a en F56b) waar de Sint Josefschool voor jongens, de St. Nicolaasschool voor schipperskinderen en het weeshuis van de Stichting "Wees een zegen" gevestigd waren. Deze percelen zijn evenals de boerderijen afgebroken in de jaren vijftig van de vorige eeuw om plaats te maken voor de VU, terwijl de scholen en het weeshuis werden verplaatst. (Woningkaart Amstelveenseweg 591-595 en beeldbank, Stadsarchief Amsterdam en www.sintjozefschoolamsterdam.nl.)

a) "Kent u zelven" was één van de twee boerenhofsteden met bijna dezelfde naam (zie onder j) die inclusief een groot aantal weilanden (in de Binnendijksche en Buitendijksche Buitenveldertsche polder) eigendom waren van Abraham Verburg (geb. rond 1799 in Abcoude). Abraham had de boerenhofstede en de weilanden na zijn huwelijk gekocht (aktes notaris Jan Willem Roeloffs Valk 10/5/1838 en notaris Johannes Commelin 28/12/1840). Waarschijnlijk woonde hij daar al vanaf zijn trouwen in 1824. Daar had hij ook zijn veehouderij (zie hoofdtekst). Na het overlijden van zijn eerste vrouw Maria Roos wordt op verzoek van Abraham een volledige boedelbeschrijving gemaakt (akte notaris J.W.Roeloffs Valk 10/9/1854). Zijn zwager Jan van de Bilt genoemd onder b) treedt daarbij op als toeziend voogd voor Abrahams nog minderjarige kinderen, terwijl diens broer Albert van de Bilt genoemd onder c) optreedt als taxateur. De boedel blijft onverdeeld en onder beheer van Abraham. In de boedelbeschrijving staan naast de boerenhofstede "Kent U zelven" en de hieronder genoemde weilanden in sectie E en F en B (B37 en B38) ook een aantal weilanden in de gemeente Sloten, (kavel A 88,90 en 91) die Abraham gekocht had in 1845 en een drietal weilanden in de Buitendijksche polder (kavels B 7,8,en 9 gelegen achter "Snippenschrik" richting de Koenenmolen gelegen aan het Nieuwe Meer) door hem gekocht in 1852. Deze laatsten werden door Abraham verkocht in 1864 (akte notaris W.A.J. Elzevier Dom 11/6/1864). Na zijn tweede huwelijk in1858 ging Abraham wonen bij zijn dochter Maria Verburg op "Zorgmeer",L30, later L58. Zijn bedrijf werd voortgezet door zijn oudste zoon Lambertus Verburg (geb.1832), die was blijven wonen op "Kent U zelven" (adres L24) en daar trouwde in 1857. Na het overlijden van Abraham in 1875 verkreeg Lambertus het eigendom van de boerenhofstede "Kent U zelven" en de daarbij gelegen weilanden in de Binnendijksche Buitenveldertsche polder (kavels F 300 t/m 307) en een paar kavels in de Buitendijksche polder (B 37 en38, zijnde een bosje en een weiland). Zijn broer Klaas Verburg en zijn zus Philippijntje hadden daarbij in de buurt gelegen weilanden verkregen, t.w. Philippijntje de kavels F297, 298 en 299 en Klaas de meer naar het oosten gelegen kavels E161 t/m 165. Klaas verkocht zijn veehouderij via een veiling in 1882 (akte notaris J.F.Herbschleb 15/3/1882) i.v.m. met vertrek naar Apeldoorn. Daarbij trad ook als koper van een aantal roerende goederen op de hierna genoemde veehouder Hogenhout, maar ook bijvoorbeeld de veehouders Jan Griffioen en Klaas’ broer Hendrik. Voor zijn vertrek woonde Klaas Verburg nog op de Hofstede "Pingelenburg" aan de Amsteldijk D 163. Hij verkocht in 1882 ook de weilanden die hij van zijn vader had geëerfd aan de veehouder Pieter Hogenhout, die woonde Amsteldijk D140 (bron: overlijdensakte 5/3/1899); diens weduwe en kinderen verkochten deze weer in 1919 aan Jonas de Vries, koopman uit Amsterdam en Simon de Vries, fabrikant uit Amsterdam. Hun erfgenamen verkochten de weilanden in 1940 aan de Gemeente Amsterdam (bron: kadaster Nieuwer-Amstel en Amsterdam)

Tussen 1870 en1876 staat in het bevolkingsregister als adres van Lambertus en zijn gezin Amstelveenscheweg (geen nummer vermeld), en tussen 1890 en 1900 Amstelveenscheweg L50A. Hij verkocht aldaar zijn boerenhofstede ("Kent u zelven"), die hij deels verhuurd had, de bijbehorende weilanden en de weilanden in de Bovenkerkerpolder in 1892 in verband met zijn vertrek naar de Verenigde Staten. De kopers waren makelaars die optraden namens de veehouder Gerrit Pol, die de nieuwe eigenaar werd (akte notaris J.F. Herbschleb 26/09/1892, Noord-Hollands Archief). Deze kocht in hetzelfde jaar ook de weilanden die Philippijntje Verburg, die inmiddels voor de tweede keer weduwe was geworden, had geërfd van haar vader. Zij had haar veehouderij al iets eerder verkocht (akte notaris P.W. Noorweegen 28/4/1891); deze veehouderij was gelegen bij de boerenhofstede "Ooster-schinkel" die zich bevond aan de Amstelveenscheweg 195 (na de annexatie van 1896), daarvoor L4 en later L8, een stuk ten noorden van "Kent u zelven". "Ooster-schinkel" werd gesloopt in 1914 in verband met de bouw van het stadion. In 1896 werd de boerderij "Kent u zelven" weer doorverkocht (akte notaris A.W. Buhrs 7/9/1896, Stadsarchief Amsterdam) na het overlijden van Gerrit Pol en tenslotte verkocht aan de Gemeente Amsterdam in 1948,en uiteindelijk gesloopt in 1956. Laatste bewoner was L. de Vries (Woningkaart Amstelveenseweg 537, Stadsarchief Amsterdam), die daar een koestal had en een boerderij; deze had ook als adres Amstelveenseweg 804A.

b) De boerenhofstede "Huis te Velde"op nummer L25 met weilanden (groot 30,5 ha) werd bewoond door Jan van de Bilt (geb. in 1807 in Nieuwer-Amstel), die getrouwd was op 7 mei 1831 met Aagje Roos (geb.in 1809 in Nieuwer-Amstel), een zus van Maria Roos, de eerste vrouw van Abraham Verburg. Het zou kunnen dat Jan de boerenhofstede verkreeg van zijn schoonouders bij zijn trouwen. In 1875 woonden Jan en Aagje aan de Overtoom 413, dat toen nog Nieuwer-Amstel was. Waarschijnlijk had hij zijn bedrijf daar al overgedaan aan zijn zoon Jan. Deze Jan (geb. in 1841) was eigenaar van de boerenhofstede en een aantal weilanden in de Binnendijksche Buitenveldertsche polder (kavels F308 t/m 321) en de Buitendijksche polder (kavels B35, 36,45,46,47 en 50); hij trouwde in 1877 met Engeltje van Barneveld die op "Welna" was geboren. In 1879 werd hun zoon Jan geboren en die trouwde in 1907 met Lukkea Griffoen, een dochter van Jan Griffioen en Maria Verburg van "Zorgmeer". De tweede Jan overleed al op 25 april 1888, 47 jaar oud. Engeltje werd toen eigenaresse van de boerderij en de weilanden boven genoemd, gelegen in sectie F van het kadaster (kavels F308 t/m F321). De B-kavels gingen naar andere familieleden. Een aantal daarvan (B 35 en36) werden later door Albert van de Bilt verkocht aan de Algemene Maatschappij voor Grondbezit te Amsterdam. In 1899 hertrouwde Engeltje met Jan Stam (geb.in 1852), ook veehouder. Zij bleven het veehouder bedrijf uitoefenen op "Huis te Velde". In 1900 staat als hun adres L51 maar ook E37 (dat correspondeert met E44 voor "Zorgmeer"). Voor de annexatie in1921 krijgt de boerenhofstede het adres F54. Jan Stam is dan overleden en Engeltje blijft daar wonen. Na het overlijden van Engeltje ging de nalatenschap (boerenhofstede en weilanden) over op haar erfgenamen Cornelis, Willemijntje van de Bilt, Cornelis Griffioen, Jan en Engeltje van de Bilt en Dirk Hogenbirk, de weduwnaar van Petronella Stam, dochter van Jan Stam en Engeltje van Barneveld. Na diverse herverkavelingen werd de boerenhofstede (kadaster AE 1816) in 1951 verkocht aan de gemeente Amsterdam. Tot die datum woonden op het adres Amstelveenseweg 561 nog Cornelis en Willemijntje van de Bilt (woningkaart Amstelveenseweg 561). In 1955 werd de boerderij gesloopt.

c) De boerenhofstede "Werk en Rust" en bij de veehouderij in gebruik zijnde weilanden waren eigendom van Arie van de Bilt, veehouder te Nieuwer-Amstel. Arie was getrouwd rond 1806 in gemeenschap van goederen met Willemijntje Rosendaal uit Nieuwer-Amstel. Hun oudste zoon was Jan van de Bilt, de veehouder van "Huis te Velde" (zie onder b). Willemijntje overleed op 10 april 1818 in het sterfhuis te Nieuwer-Amstel; haar overlijden werd aangegeven door haar man Arie van de Bilt en Lubbert Roos, de schoonvader van hun zoon Jan. Arie hertrouwde daarna buiten gemeenschap van onroerende goederen met Matje van den Berg, ook weer te Nieuwer-Amstel. Matje overleed op 31 mei 1836, en haar man Arie op 18 oktober 1846, beiden in het sterfhuis te Nieuwer-Amstel. Zijn overlijden werd aangegeven o.a. door zijn zoon Albert. Deze zoon en twee dochters (Jannetje en Maria) waren uit zijn tweede huwelijk. In het testament van Arie (akte boedelscheiding notaris Jan Willem Roelofs Valk 13/1/1847) komt een ingewikkelde boedelscheiding voor. Naast een aantal legaten en roerende goederen wordt de het onroerend goed in principe als volgt verdeeld, waarbij over- en onderbedeling wordt gecorrigeerd via contante betaling: De boerenhofstede "Werk en Rust" gaat naar de jongste zoon Albert van de Bilt, veehouder, tezamen met erbij behorende weilanden sectie F ( F322 tot en met F331) en sectie E (E180 t/m E187) gelegen inde Binnnendijksche Buitenveldertsche polder,alsmede een klein aantal percelen (B31 t/m 34) gelegen in de Buitendijksche polder. Arie had het eigendom van deze boerenhofstede en de daarbij behorende weilanden m.u.v. de later genoemde B-kavels verkregen in 1810 per ordinaris overdracht opdrachtbrief getekend door de schepenen van Nieuwer-Amstel. De B kavels had hij later gekocht bij veiling in 1820, na zijn tweede huwelijk.

Een tweede boerenhofstede met een zelfde naam "Werk en Rust", eerder bekend onder de naam "Kieftenburg", inclusief weilanden sectie F (390 t/m 397) en sectie G (116 t/m 121), was gekocht door Arie bij veiling in 1823. Deze boerenhofstede en weilanden gingen over in eigendom op dochter Maria van de Bilt, wier echtgenoot Dirk Streefkerk daar zijn bedrijf uitoefende. Voor hun trouwen in 1844 was daar de veehouder Gijsbert Bos gevestigd, pachter van Arie van de Bilt. Dirk en Maria noemden de boerderij "Werklust" (zie onder h).

Albert van de Bilt (geb. in 1824 te Nieuwer-Amstel) trouwde met Alida Stern in 1844 op dezelfde dag als Maria van de Bilt en Dirk Streefkerk; zij overleed op Albert’s boerenhofstede op L26 in 1863. Albert verkocht deze in1847 verkregen boerenhofstede en de genoemde weilanden in sectie F, E en B uit de hand op 1 mei 1872 aan Gerardus Bernardus Sol, zonder beroep, uit Nieuwer-Amstel (akte notaris D. van Osenbruggen 1/5/1872), die deze aankoop deed als belegging. Albert bedong bij de verkoop dat hij telkenjare het ijs in de sloten tussen de weilanden mocht uithakken en weghalen. Dit strookt met het feit dat hij in het kadaster staat als koopman in ijs, een essentiële functie destijds. G.B. Sol verkocht het geheel weer in 1890 m.u.v. de B-kavels (akte notaris J. Paling 24/3/1890). In de verkoopakte is sprake van het adres L52 en kavel F330 voor de boerenhofstede. Opvallend is dat na de annexatie in 1921 op het dan geldende adres van "Werk en Rust" (Amstelveenscheweg 587) woonde Hendrikus Johannes Kragtwijk, (geb. in 1878 te Nieuwer-Amstel, zoon van Johannes Kragtwijk, de oudere broer van Abram Kragtwijk genoemd onder d). Deze Hendrikus was veehouder, evenals zijn vader. Of zijn vader en hij hun veehouderij hadden op "Werk en Lust" na de verkoop door Albert van de Bilt is niet zeker, maar wel waarschijnlijk omdat de woningkaart van het adres Amstelveenseweg 587 laat zien dat. Hendrikus de boerderij pas verliet in 1954, en dat deze werd afgebroken in 1956. Naast de boerderij werden rond de annexatie in 1921weilanden eigendom van de r.k. Stichting Huize Buitenveldert, die daar een weeshuis stichtte. Later werden deze kavels verkocht aan de gemeente.

d) Abram Kragtwijk, veehouder (geb.in 1846 te Nieuwer-Amstel), was eigenaar van de boerenhofstede "’t Is niet anders". Zijn vader, Nicolaas die geboren was in Nederhorst den Berg in 1817 en bij zijn trouwen in Nieuwer-Amstel als beroep bouwman had, had wellicht de boerenhofstede, waar zijn zoon veehouder was gesticht. Abram trouwde tweemaal, eerst in 1872 met Johanna Maria Jagtman (geb.in 1850 te Nieuwer-Amstel, ovl. in 1881 op Abram’s boerenhofstede, L28, later werd dit L56) en later in 1883 met Hendrica Maria Meekel (geb. in 1857 te Sloten). Abram had een iets oudere broer Johannes Kragtwijk (geb.in 1845 te Nieuwer-Amstel), die ook veehouder was (zie ook onder c). Deze trouwde in 1873 te Nieuwer-Amstel met Joanna Petronella Bon, dochter van Arie Bon, de eigenaar van de boerenhofstede "Leeuwenburg". Abram overleed in 1896 op zijn boerenhofstede L56. Zijn erven verkochten de boerenhofstede in 1896 aan Willem Kroon, veehouder (akte notaris J.F. Herbschleb 20/4/1896, Noord-Hollands Archief), adres Amstelveenscheweg L56; inmiddels was de boerderij (kavel F348) door bijbouw verkaveld tot F625 en daarna tot F712, welke door Kroon aan de Gemeente verkocht werd. De sloop was in 1957. Laatste bewoner was W.G. van Diest (Woningkaart Amstelveenseweg 601, Stadsarchief Amsterdam).

e) "Zorgmeer" werd verkocht door de Maatschappij "Zorgmeer" aan de Gemeente A’dam in 1930, en is gesloopt in 1957.Tot zijn overlijden was Jan Griffioen jr. daar bewoner en veehouder. Laatste bewoner was Jacob Hogenes, die ook veehouder was (zie hoofdtekst).

f) De veehouder van de boerenhofstede "Veldlust" was Tijmen van Bodegraven (geb. in 1844 te Sloten). Hij trouwde met Grietje van Bakhuizen (geb. in 1847 te Nieuwer- Amstel) in 1869. Tijmen overleed in 1874 en zijn weduwe verkocht via de veiling (akte notaris D. van Osenbruggen 30/4/1874) een aantal stuks vee, paarden en enig huisraad. In de akte wordt het adres L31 vermeld en de kavels van de boerenhofstede met weilanden ( F361 t/m F373, F 377 en F378 alsmede kavels B 10 t/m 15), hetgeen past in de opvolgende nummers van de boerenhofsteden vermeld in de bovenstaande tabel. In 1876 hertrouwde zij met Jan Verhoef (geb. in 1849 te Amsterdam), ook veehouder. Zij hadden een zoon Jan (geb.1880 te Nieuwer-Amstel), die ook veehouder was, en die trouwde met Hendrikje de Vries op 28/4/1910 te Nieuwer-Amstel). Na de annexatie in 1921 woonden zij op het adres van de boerderij (Amstelveenscheweg 653). Hun zoon Jan (geb. in 1911 te Nieuwer-Amstel), was ook veehouder. Hij verliet de boerderij in 1957 welke later dat jaar werd gesloopt. Het jaar daarna verviel ook het adres. Aangenomen mag worden dat Jan Verhoef zijn veehouderij uitoefende op "Veldlust."

g) "Leeuwenburg" (kavel F375) was eigendom van Arie Bon (geb. in 1815 in Nieuwer-Amstel). Hij trouwde met Petronella de Jong (geb. in 1816 in Nieuwer-Amstel) in 1838. Na haar overlijden in 1863 hertrouwde hij in 1864 met Trijntje Engwirda (geb.in 1838 te Rauwerderhem). In de overlijdensakte van Petronella staat als haar adres bij overlijden L74; dat was de boerderij "Bouwlust" die Arie Bon huurde (zie onder j). Arie overleed in mei 1887 en Trijntje op 17 maart 1909, beiden te Nieuwer-Amstel. In de overlijdensakte van Trijntje staat dat ze is overleden op het adres E49; het is niet bekend welk adres dat precies was, maar het moet wel vlakbij "Leeuwenburg"geweest zijn gezien het nummer. Arie’s dochter Joanna Petronella Bon (geb. in 1850 in Nieuwer-Amstel) trouwde met Johannes Kragtwijk, zoals vermeld bij de boerderij " ’t Is niet anders". Johannes kreeg samen met zijn schoonmoeder Trijntje Engwirda na het overlijden van Arie Bon het bezit van de woning naast de boerenhofstede "Leeuwenburg"op kavel nummer F608. Arie’s zoon Hein Bon (geb. 1841 te Nieuwer-Amstel), die veehouder was, werd eigenaar van "Leeuwenburg". De boerderij brandde af in september 1893.Het vuur verspreidde zich zo snel dat de huisgenoten ternauwernood konden ontsnappen naar de overkant van de Amstelveenscheweg waar zich de villa "Snippenschrik" bevond. Daar werden ze tijdelijk opgevangen. Hoewel Hein Bon verzekerd was tegen brandschade was het verzekerde bedrag onvoldoende. (Utrechts Nieuwsblad 7/9/1893). Herbouw vond wat later plaats door Hein na verkaveling van F375 tot F609. De boerenhofstede lag tegenover de Koenenkade (Algemeen Handelsblad 6/9/1893, KB en Beeldbank Amsterdam, Stadsarchief Amsterdam). Het adres F85 in1921 was daarvoor (tussen 1900 en 1910) E60; dat correspondeert weer met E44 voor "Zorgmeer", dat het nummer was bij de bouw daarvan in 1899. Hein overleed op 15 januari 1903 op het adres E60. Zijn erfgenamen verkochten vervolgens de boerenhofstede aan zijn zoon Adrianus Bon (geb.1883 te Nieuwer-Amstel), ook veehouder, die het bedrijf van zijn vader had overgenomen. Dezelfde erfgenamen w.o. Cornelis Meekel, veehouder en broer van Hendrica, genoemd onder d verkochten de kleinere woning op kavel F608 (9 are en 45 centiare; F609 was 55 are en 25 centiare) aan Johannes Adrianus van Rijn, die ook veehouder was, en zo versnipperde het bezit langzamerhand. Adrianus overleed op "Leeuwenburg" in 1956. Er waren diverse herverkavelingen geweest en de boerenhofstede was toen gelegen op kavel AE 1786 (kadaster Amsterdam). Zijn weduwe Maria Miltenburg verliet de woning in 1957. Volgens de woningkaart woonden tot dat tijdstip nog een aantal andere personen daar als huurder. In 1958 verviel het adres van "Leeuwenburg" na onteigening, waarna de boerderij gesloopt werd in verband met de stadsuitbreiding van Amsterdam.

h) "Werklust" bevond zich waarschijnlijk op kavel 404, dat behoorde aan Dirk Streefkerk (1815-1887). Dirk’s adres was Amstelveenscheweg L35 tussen 1860 en 1870, daarna L67. Hij trouwde met Maria van de Bilt (1826-1891), een dochter van Arie van de Bilt, eigenaar en veehouder op de boerenhofstede "Werk en Rust" op 24 april 1844. Na het overlijden van Arie in 1846 kregen Dirk en Maria het eigendom van de boerenhofstede, die toen nog "Werk en Rust" genoemd werd (zei onder c). Na Dirk’s overlijden op 12 december 1887 op de boerenhofstede (adres L67) ging het eigendom daarvan over op zijn weduwe, die in 1891 overleed in Amsterdam, waarna de boerderij in 1893 verkocht werd aan Klaas Moleman, veenman (kadaster Nieuwer-Amstel, Stadsarchief Amsterdam). Op hetzelfde adres, inmiddels aangeduid met E62 had Albert Hendrik Streefkerk, veehouder (geb.op 27/11/1874) kleinzoon van Hendrik Streefkerk, een broer van Dirk Streefkerk, zijn bedrijf. Klaarblijkelijk pachtte Albert Hendrik de boerderij en weilanden van Klaas Moleman. Na de bovengenoemde verkoop aan Klaas Moleman was het kavel van de boerderij F 654. Zijn zoon Nicolaas Moleman erfde de boerderij en weilanden na het overlijden van Klaas en diens weduwe Maria Magdalena van der Duyn. Vlak voor de annexatie in 1921 werd het adres F88 en erna Amstelveenseweg 743. Later vonden diverse herverkavelingen plaats, waarbij de familie Moleman een deel als bouwterrein (kavel AE 1188) verkocht aan de N.V. Exploitatie Maatschappij van Onroerende en Roerende Goederen "Steeds Voorwaarts" opgericht in 1906 te Haarlem. Het huis was toen gelegen op kavel AE1189. Op de woningkaart staat Albert Hendrik Streefkerk als hoofdbewoner van de boerderij; hij vertrekt naar Nijkerk in 1932. Ook staat op de woningkaart dat zijn zoon Henderik Streefkerk geb.in 1903 in Nieuwer-Amstel overleed in het huis Amstelveenseweg 743 in 1956; diens weduwe Jantje Streefkerk-Westerholt (geb. in 1908 in Nieuwer-Amstel) vertrok naar Amsterdam in 1961; het adres verviel in april 1962 om plaats te maken voor stadsuitbreiding.

i) Voorbij de boerenhofstede "Werk en Rust/Werklust" bevond zich al rond 1700 een buitenplaats genaamd "Rygers Daal" met daarop een boerenhofstede en een boerderij. Op vroegere kaarten staat inderdaad ook een buitenplaats met die naam.3 In de 19e eeuw wordt aldaar op kaarten gesproken van "Reigersdaal". Op die kaarten staan naast elkaar twee boerderijen, de één met de naam "Reigersdaal", de ander zonder naam. Op 13/5/1861 werd een grote veiling gehouden van boerenhofsteden w.o. "Reigersdaal" (akte notaris Frederik Wilhelm Fabius) met weilanden (kavels F 432 t/m 441, en F448 t/m 456). Het betrof de boedel Fodor. De koper was een makelaar, maar de echte koper staat niet in de akte. In 1902 wordt "Reigersdaal" weer geveild (akte notaris J.F. Herbschleb 13/1/1902). Deze boerenhofstede werd bewoond door de weduwe van Gerrit Kool, Willemijntje Cazant, die overleden was in 1902. Gerrit Kool (geb. 1818 te Nieuwer-Amstel en daar getrouwd in 1859) was daar veehouder geweest. Haar erfgenamen verkochten de boerenhofstede en de weilanden (met voor de weilanden dezelfde kavel nummers als hierboven, totaal 21 ha en 90 centiare, maar met kavelnummer F579 voor de boerenhofstede) aan Adrianus van den Beek, grondeigenaar uit Heemstede. Deze blijft ongetrouwd en bij zijn overlijden in 1916 ging de nalatenschap naar kinderen van zijn zussen. Het bezit werd eigendom van Cornelis van der Pol, een van de erfgenamen. In de Beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam staat nog een foto van "Reigersdaal" uit 1954. Daarna is de boerderij gekocht en gesloopt vanwege de stadsuitbreiding.

j) In de Binnendijksche Buitenveldertsche polder bevond zich ook de boerderij van de jongste zoon van Abraham Verburg, Hendrik Verburg (1840-1909), genaamd "Kent u zelve"door hem verkregen uit de erfenis van Abraham (kadaster Nieuwer-Amstel, Stadsarchief Amsterdam) overleden in 1875. Abraham had de boerenhofstede en weilanden gekocht van Floris Coenraad Muysteen via een veiling in 1864 (F-kavels 459 t/m 466 en G-kavels 19,20,21,148,150 t/m 153 en 174 t/m 179, 201 t/m 203, akte notaris W.P.C.Fabius 2/8/1864). De naam van de boerderij, daar genoemd, was "Rijgersdaal". In de boedelscheidingsakte van Abraham Verburg (akte notaris D. van Osenbruggen 30/10/1875) staat dat de boerenhofstede "Kent u zelve" eerder "Reigersdaal" genoemd werd. Gezien ook het bovenstaande onder i) is het vrijwel zeker dat er zich destijds twee boerderijen bevonden op het grondgebied "Rijgers Daal" Hendrik woonde voor zijn trouwen in1865 nog bij zijn vader en diens tweede vrouw Lukkea Albers en zus Maria Verburg op Nieuwer-Amstel L30 "Zorgmeer", en daarna Amstelveenscheweg L39 en L73, later bekend als wijk E 67 op de genoemde boerderij "Kent u zelve".Voordat Hendrik het bezit kreeg van de boerenhofstede en de genoemde weilanden uit de nalatenschap van zijn vader in1875 had Hendrik al een aantal andere onroerend goed bezittingen verkregen via een veiling op 10/1/1870 (akte notaris D. van Osenbruggen), namelijk G 198,199,200 en 205, gelegen in de Buitendijksche Buitenveldertsche polder, tegenover de boerenhofstede; deze sloten waarschijnlijk goed aan op de weilanden die hij later in zijn bezit zou krijgen. Bij de boedelscheiding na het overlijden van zijn eerste vrouw, Anna Niezen in 1872 liet Hendrik deze weilanden taxeren door een drietal bekenden, namelijk Abraham Verburg, zijn vader, Jan van de Bilt en Jan Griffioen, zijn zwager. Behalve belasting over zijn bezit moest Hendrik ook huur betalen aan zijn vader voor het mogen gebruiken van de boerenhofstede totdat hij zelf eigenaar daarvan werd in 1875. Hendrik trouwde twee keer en had uit die twee huwelijken zeven kinderen. In 1909 overleed Hendrik, die inmiddels voor de tweede keer weduwnaar was geworden, vrij plotseling zonder testament gemaakt te hebben. In 1910 werden zijn bezittingen door zijn kinderen geveild. (akte notaris S. de Geus 14/3/1910, Stadsarchief Amsterdam). De veehouderij werd voortgezet door zijn schoonzoon Jan de Vries die getrouwd was met dochter Jannetje Verburg. Zij woonden in de boerenhofstede. Daarnaast was al in 1894 een woning bijgebouwd geweest, welke verbonden was met de boerderij, waardoor de oorspronkelijke kavel F466 vergroot was tot F610 door combinatie met enige omliggende kavels. De boerenhofstede had als adres F106, de ernaast gelegen woning F107. Het is niet verwonderlijk dat in de overlijdensakte van Hendrik als zijn adres staat F107; immers Jan de Vries woonde toen in de boerenhofstede, terwijl in de overlijdensakte van Neeltje van Oussoren, Hendrik’s tweede vrouw, op 21 oktober 1900 nog als hun adres stond E67; toen woonden ze kennelijk nog in de boerenhofstede en had Hendrik nog zijn veehouderij. Naast kavel F610 bevonden zich een aantal weilanden (zie hierboven), ook gelegen in sectie F in de Binnendijksche Buitenveldertsche polder. In de veilingakte staat hierbij "belendende ten oosten Jan Griffioen". Dat heeft betrekking op de daarnaast gelegen weilanden die Jan Griffioen deels met Hendrik Verburg gekregen had uit de erfenis van hun (schoon)vader, en van welke gedeelde weilanden Jan zijn deel vervolgens verkocht aan Hendrik.

Bij de veiling van Hendrik’s boedel na zijn overlijden werden alle kavels die eigendom waren geweest van Hendrik onderverdeeld in 21 percelen, waarbij kavels geheel of gedeeltelijk gesplitst werden. Zo was de boerenhofstede en de weilanden in sectie F perceel 1, maar de andere woning en nog twee bouwterreinen (ook op kavel F610) werden percelen 2,3 en 4. De G-kavels werden deels bouwterrein, deels veenslik en deels grasland en weiland. De ondergrond onder het veenslik werd ook apart geveild. De oudste zoon van Hendrik, Peter Verburg, fabrikant uit Noord-Scharwoude, verwierf de percelen met de boerenhofstede en de meeste sectie F-weilanden, alsmede enkele bouwterreinen en de ondergrond van de percelen met veenslik gelegen op G-kavels. De tweede woning op kavel F610 werd verkocht aan Petrus Johannes Fock, (geb.1843 in Amsterdam), zonder beroep, wonende te Amsterdam. Daarbij werd de onderliggende kavel waarop ook de boerenhofstede zich bevond gesplitst in twee nieuwe kavels, resp. F690 en 691. De overblijvende percelen, ontstaan uit G-kavels en met name het veenslik gingen naar een zevental andere private partijen. Het huis op kavel F690 werd weer verkocht door Petrus Johannes Fock aan Jan de Jong, een melkslijter, die het in 1929 weer verkocht via de makelaar Engelbertus Johannes Slot, die het vervolgens weer doorverkocht aan een bouwkundige/makelaar die de woning liet slopen in 1930 i.v.m. nieuwbouw op dat terrein. Door Peter Verburg werden de F-kavels w.o. de boerenhofstede "Kent U zelve" in 1917 verkocht aan Arie Burggraaf, (ca. 1880 geb. te Ouder Amstel), veehouder, en aan de andere kant van de Amstelveenscheweg nog twee bouwterreinen (op G kavels), ook in 1917. Deze laatste werden door hem weer verkocht in 1921 aan Cornelis Verburg, veehouder. Deze had ook een huis in die buurt. De andere G kavels werden door Peter Verburg in 1915 verkocht aan Lambertus Josephus Heijmeijer, koopman uit Amsterdam, waarna doorverkoop aan de handel plaats vond. Het kavel F691 met daarop de boerenhofstede en een schuur, stal en erf werd door Arie Burggraaf diverse keren herverkaveld waarbij ook sprake is van gedeeltelijke sloop.Een aantal ontstane nieuwe kavels (F 715,716 en 717) waarop zich een huis bevond, een bergplaats, tuin en schuur werden door Arie Burggraaf verkocht aan G.J.H.Leurink, inspecteur van politie, die deze later weer doorverkocht. Na de annexatie in 1921 werd door Arie Burggraaf nog een schuur verkocht aan Cornelis Verburg, wiens weduwe Cornelia Schaap en kinderen aldaar, in 1942, een V.O.F. oprichtten onder de naam Verburg’s Tuinspecie en Bouwmaterialenhandel. De Vennootschap werd weer ontbonden in 1949 waarna het pand van de V.O.F. eigendom werd van Jacobus Verburg, die het vervolgens verkocht aan Johan Cornelis de Vries uit Naarden, waarna weer een herverkaveling plaats vond tot AK486 (door omnummering). De adressen 877 en 879, die voortkwamen uit F106 en F107 bleven wel bestaan tot de uiteindelijke afbraak in1971. Uit de woningkaarten blijkt dat de laatste bewoners waarschijnlijk geen relatie meer hadden met de Verburgs, en dat de woningen niet meer de oorspronkelijke woningen waren.

k) De boerenhofstede "Bouwlust" en weilanden daarbij waren eigendom van Nathan Dias Brandon, koopman. In 1854 (akte notaris J.W.Roelofs Valk 9/11/1854) verhuurde deze een drietal combinaties van weilanden aan Wilhelmus Jagtman (kavels F 486 t/m 489), Nicolaas de Rood (kavels F 504 t/m 507) en aan Arie Bon (kavels G 154,156 en 159). Op 5 januari 1885 veilde de familie Brandon weilanden en boerenhofstede "Bouwlust" (akte notaris J.F. Wertheim , Stadsarchief Amsterdam). De boerenhofstede (adres L74) en enige weilanden (kavels F468 t/m 478, totaal 15 ha en 49 are) waren toen verhuurd aan de veehouder Arie Bon van"Leeuwenburg". Deze huurde ook een aantal verder gelegen weilanden F504 t/m 507 en F 526. Een aantal andere weilanden van de familie Brandon (kavels F486 t/m 489) waren verhuurd aan Cornelis Wilhelmus Meekel, familie van de tweede vrouw van Abram Kragtwijk, en getrouwd met Sophia Christina J Jagtman in1876 in Nieuwer-Amstel. Bij de veiling werd Cornelis Wilhelmus Meekel eigenaar van de weilanden die hij gehuurd had, terwijl de boerenhofstede en de andere weilanden gekocht werden door Pieter Fiekes Boersma (geb. in Akkrum in 1847), die daar veehouder werd in 1886 en eigenaar van"Bouwlust". Na de annexatie in1921 had diens schoonzoon Johannes Ruwiel (geb. in 1866 te Loenersloot) en getrouwd te Nieuwer-Amstel met een dochter van Pieter Fiekes Boersma daar zijn veehouderij. Hij overleed in1933. Zijn zoon Petrus Johannes Ruwiel woonde daar nog in1955, waarna de boerderij werd afgebroken in 1956. Het is waarschijnlijk dat de boerderij na de annexatie de naam kreeg "Buitenveldert".3